Positief contractsbelang bij afgebroken onderhandelingen; nog steeds geldend recht

21-04-2014

In een recente uitspraak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3102) met zoveel woorden bevestigd dat indien het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar is in verband met rechtens relevant totstandkomingsvertrouwen aan de zijde van de wederpartij van de partij die afbreekt, het positief contractsbelang voor vergoeding in aanmerking komt.

Eerder had de Hoge Raad aangegeven dat het positief contractsbelang niet in aanmerking komt (maar slechts (een gedeelte van) het negatief contractsbelang) indien het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar moet worden geacht, maar niet geënt op daaraan ten grondslag liggend rechtens relevant totstandkomingsvertrouwen, maar geënt op andere omstandigheden die het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar maken. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overweegt, nadat het heeft vastgesteld dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar moet worden geacht op basis van rechtens relevant totstandkomings-vertrouwen, dat “in beginsel het positief contractsbelang kan worden toegewezen, maar dat dit afhankelijk is van alle feiten en omstandigheden, mede in onderling verband bezien” (r.o. 4.22). daarnaast geldt, aldus het hof dat de rechter die ingevolge art. 6:97 BW de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en, wanneer de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, de schade wordt geschat. Verder overweegt het hof bij de vraag welke schadevergoeding passend is, dat het sluiten van de erfpachtovereenkomst (waarover in casu werd onderhandeld) slechts een eerste stap was naar het realiseren van het project. In de uitwerking en ontwikkeling van een dergelijk project kunnen – naast het afketsen van de financiering – zaken voorvallen die alsnog voor een fiasco zorgen dan wel de rendementen eruit sterk kunnen drukken. Het door [appellante] beweerdelijk gemiste voordeel lag dan ook niet voor het oprapen, aldus het hof. Daarbij komt, dat niet is gesteld noch gebleken dat het om een unieke kans ging, zodat mag worden aangenomen dat de inspanningen en kosten van [appellante] ter zake de bouwplannen en financiering alsmede zijn contacten met zorgverleners ook elders rendabel gemaakt (hadden) kunnen worden, zeker indien een schadetermijn van dertig jaar – de erfpachtduur – in acht wordt genomen. Aannemelijk is daarmee, aldus het hof, wel dat realisatie elders enige tijd in beslag zou hebben genomen. De vergoeding van gemiste rendementen zoals [appellante] die vordert over de periode van dertig jaar, ligt daarom niet voor de hand naar de mening van het hof. Wel de reeds gemaakte kosten, waarbij het hof vaststelt dat [appellante] door het handelen van de Universiteit (de onderhandelingspartner) geen kans heeft gehad om op de beoogde locatie de kosten terug te verdienen. Anderzijds neemt het hof ook aan dat [appellante] eveneens kosten had gemaakt indien de Universiteit van aanvang aan niet met [appellante] in zee was gegaan, dan wel eerder dan in juni 2010 een einde aan de onderhandelingen had gemaakt (acquisitiekosten).

Op grond van deze overwegingen oordeelt het hof dat de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, zodat deze geschat moet worden. Daarbij houdt het hof rekening met een mogelijk gemist rendement gedurende een beperkte periode, waarbij gekeken wordt naar het verwachte exploitatieresultaat. Het hof hanteert hierbij een redelijke bandbreedte.

Kort en goed: het hof bevestigt dat in geval van afgebroken onderhandelingen waarbij het afbreken onaanvaardbaar is op basis van rechtens relevant totstandkomingsvertrouwen in beginsel recht bestaat op vergoeding van het positief contractsbelang. Dat wil zeggen dat de teleurgestelde partij financieel in de positie moet worden gebracht waarin hij zou zijn komen te verkeren indien de onderhandelingen succesvol zouden zijn geweest, het contract waarover werd onderhandeld tot stand zou zijn gekomen en deugdelijk zou zijn uitgevoerd. Vaak is een in de praktijk voorkomend probleem daarbij dat de schade grotendeels geprognosticeerde schade betreft waarbij niet duidelijk is of het beoogde rendement binnen de voorziene tijdspanne ook daadwerkelijk in de beoogde omvang gehaald zou zijn indien de onderhandelingen succesvol zouden zijn geweest. Het hof komt derhalve tot een schatting van de schade, waarbij echter in elk geval een deel van de gemiste marge wordt meegenomen. Uit deze uitspraak, die in overeenstemming is met het geldend recht op dit punt, blijkt maar weer eens hoeveel vrijheid de rechter heeft bij het bepalen van de omvang van een schadevergoedingsverplichting.

Specialist(en)